Als ik vlieg, dan vlieg ik ver, de wereld rond. En als ik land dan ergens op een plek alwaar ik op een top kan kijken naar de einder. Ik zie dan de zerken van de doden die mij in het leven iets deden of waarmee ik me verbonden voelde. Doeschka Meijsing, Rudi van Dantzig, Gerrit Komrij, Rutger Kopland, Silvia Kristel, Bernlef, Hetty Blok, Will van Kralingen, Simeon van Holt, Jeroen Willems, Oscar Niemeyer en mijn overbuurman Leo. Anderen zie ik ziek worden en het einde hunner dagen naderen. Vanuit de verte zie ik mijn moeder wenken, die mij steeds vaker Robbie noemt omdat ze dat deed toen ik nog klein was. De cirkel van vrienden die ik al meer dan 25 jaar ken klemt me vast, maar ondanks dat loop ik harder dan hen, sommige kunnen het niet eens meer, anderen zouden het misschien nog wel willen maar zijn te zwaar geworden of hebben niet meer de zin om tegen de wind in te rennen. Maar het is juist die wind die de muziek van Downton Abbey naar mij toe blaast. Die maakt dat ik me leeftijdloos voel. Ik ben een gier dat zijn vleugels spant en zweeft op de luchtstromen, de wereld rond, en weer terug, altijd onderweg. Een vogel die klapwiekt omdat hij vrij wil zijn en blijven, en het geluk heeft te kunnen ontsnappen uit de schaduw van het verlies, met een vrije geest die groter is dan de omtrek van de aarde, dat de zonnestralen vangt en dat licht laat schijnen op plaatsen waar de doden worden herdacht middels een kruis van steen. En als ik ergens land bescherm ik dat geluk met alle veren die ik heb zolang het mij is gegeven.
|